tot stand brengen (v) (realiseren) | arriver à (v) (realiseren) |
tot stand brengen (v) (realiseren) | parvenir à (v) (realiseren) |
tot stand brengen (v) (realiseren) | réaliser (v) (realiseren) |
tot stand brengen (v) (tot een goed einde brengen) | réaliser (v) (tot een goed einde brengen) |
tot stand brengen (v) (resultaat) | effectuer (v) (resultaat) |
tot stand brengen (v) (tot een goed einde brengen) | réussir (v) (tot een goed einde brengen) |
tot stand brengen (v) (resultaat) | réaliser (v) (resultaat) |
tot stand brengen (v) (realiseren) | atteindre (v) (realiseren) |
tot stand brengen (v) (realiseren) | mener à bien (v) (realiseren) |
tot stand brengen (v) (realiseren) | effectuer (v) (realiseren) |
tot stand brengen (v) (plan) | mener à bien (v) (plan) |
tot stand brengen (v) (realiseren) | accomplir (v) (realiseren) |